Tip
Een tip of adverteren? Neem dan contact op met info@persbureau-ameland.nl.
NAM reageert op rapport Houtenbos

ASSEN – "Gesjoemel met bodemdaling moet stoppen." Dat zegt Adriaan Houtenbos naar aanleiding van zijn studie over de materie. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) reageert.
"We hebben kennisgenomen van het rapport van de heer Houtenbos. In dit rapport wordt een aantal kanttekeningen geplaatst bij de manier waarop bodemdalingsmodelleringen plaatsvinden in Nederland. Waar het NAM betreft wordt gerefereerd aan de bodemdalingsmodelleringen in de Waddenzee en in Groningen.
Bodemdalingsmodelleringen vormen een essentieel onderdeel van alle winningsplannen voor producerende olie- en gasvelden op land in Nederland. De voorspelde bodemdaling worden vergeleken met actuele metingen. Waar afwijkend gedrag op lijkt te treden, wordt aanvullend onderzoek gedaan, waar nodig gevolgd door aanpassing van de modellering.
Waddenzee
In 2013 zijn de winningsplannen voor de gasvelden in de Waddenzee goedgekeurd door de minister van Economische Zaken, waarbij NAM werd gevraagd om aanvullend onderzoek te doen naar de tijdsafhankelijkheid van bodemdaling. Reden hiervoor was dat het bodemdalingsmodel voor één van de Waddenzee-velden, het Amelandveld, de gemeten bodemdaling niet geheel verklaarde. Van 2013 tot medio 2015 heeft NAM een aantal onderzoeken uit laten voeren. Deze onderzoeken zijn begeleid door een externe stuurgroep met internationale wetenschappers. Namens de Waddenvereniging heeft de heer Houtenbos zitting gehad in deze stuurgroep die onder leiding stond van de Waddenacademie. De uitgevoerde onderzoeken zijn eind juni 2015 aan SodM geleverd, samen met een positief advies van de stuurgroep. In haar reactie heeft SodM, ondersteund door een advies van TNO, de onderzoeksresultaten beoordeeld als ‘grondig, zeer relevant en van wetenschappelijk hoog niveau’. Op verzoek van SodM en in lijn met de wens van de externe stuurgroep is een vervolgstudie gepland voor 2016, waarin de resultaten van de eerste onderzoeksfase gebruikt gaan worden om tot een nog betere bodemdalingsmodellering te komen voor de Waddenvelden.
In de aanloop naar de start van deze tweede onderzoeksfase heeft NAM gedurende augustus-september 2015 diverse malen overleg gehad met onder meer de Waddenvereniging en de heer Houtenbos, om tot een goede opzet te komen van deze vervolgstudie. Bij de onderzoeken is een grote groep gerespecteerde wetenschappers en gerenommeerde kennisinstituten betrokken geweest. Wij betreuren dan ook het beeld dat nu ontstaan is.
Momenteel wordt een nieuwe externe commissie van experts gevormd die de nieuwe onderzoeksfase gaat begeleiden.
Hand aan de Kraan-principe
Onafhankelijk onderzoek door vele Nederlandse kennisinstituten (waaronder Universiteit Utrecht, TNO, NIOZ) en gerespecteerde wetenschappers heeft in 2007 geleid tot de implementatie van de ‘Hand aan de Kraan’-principe. Dit houdt in dat mocht de bodemdalingssnelheid een bepaalde grens dreigen te overschrijden, de gasproductie aangepast wordt. Dit heeft altijd gewerkt. Sinds 2007 worden op jaarlijkse basis natuurwaarden en bodemdaling in de Waddenzee gemeten door diverse instanties. De resultaten hiervan worden door een onafhankelijke auditcommissie (die rapporteert aan de minister van Economische Zaken) beoordeeld. Tot op heden heeft deze monitoring laten zien dat de gaswinning binnen de vastgestelde grenzen geproduceerd is, de Waddennatuur geen nadelige effecten heeft ondervonden en er geen veiligheidsrisico is voor het vaste land.
Groningen
Voor wat betreft de situatie in Groningen: dit gasveld wordt zeer intensief gemonitord, zoals tevens te lezen is in de tussenresultaten van de aardbevingsonderzoeken – uitgevoerd door 35 onafhankelijke internationale wetenschappelijke instituten uit 14 landen en gecoördineerd door NAM – die vorige week maandag 16 november gepubliceerd zijn.
Algemeen
NAM houdt zich aan alle vereisten van een winningsplan. Dit geldt voor alle velden. Naast de eigen verantwoordelijkheid tot het nemen van eventuele maatregelen, is het in Nederland zo dat de toezichthouder, SodM, bij eventuele afwijkingen, te allen tijde kan bepalen of er verder onderzoek benodigd is."
Bron: NAM