Tip
Een tip of adverteren? Neem dan contact op met info@persbureau-ameland.nl.
Amelander blijf je altijd: of je nou al je hele leven op het eiland woont of ergens anders op de aardbol bent neergestreken. In de nieuwe rubriek ‘Aan de overkant’, spreken we Amelanders die niet meer op het eiland wonen. De derde Amelander die haar verhaal deelt is Nella de Boer.
Waar ben je geboren?

‘Ik ben geboren op de Oranjeweg in Hollum, op de boerderij van mijn ouders; Piet (van Karel) en Catrientje de Boer. Daar ben ik ook opgegroeid. Ik ging naar school in Hollum en volgde de mavo in Nes. Op mijn zestiende vertrok ik naar de wal om verder te leren, eerst in een kosthuis en later in een flat. Op mijn negentiende verhuisde ik naar Haarlem, waar ik wilde werken in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik dacht: ik probeer het een jaar. Inmiddels ben ik 35 jaar verder.’
‘Mijn vader was boer en ik groeide op met een oudere broer en twee jongere zussen. Mijn vader is jong overleden, maar mijn moeder woont nog steeds op Ameland. De hele familie is daar gebleven. Toen onze kinderen klein waren, gingen we elke zomervakantie terug. Dan speelde alles zich af rondom familie en neefjes en nichtjes die even oud waren. Nu de kinderen groter zijn en zelf op vakantie gaan, verwatert het een beetje.’
Zomers de paardenstoelendans, ’s winters op de arrenslee
Hoe was het om op te groeien op Ameland?
‘Je leeft heel dicht bij de seizoenen, zeker op een boerderij. Dat is een prachtige manier van opgroeien. In de zomer hielpen we met hooi rijden. Onze stal werd verhuurd aan de rijstal van Cees en Hanni Visser en gevuld met paarden en pony’s. Een hoogtepunt in de zomer was de paardenstoelendans op het oude voetbalveld onder de vuurtoren. Zelf meedoen op je pony, met het korps in het midden. Het trok ook altijd veel publiek en nog steeds. Onze kinderen vonden het maar stoer dat ik daar vroeger aan mee had gedaan.
En in de winter stonden de koeien op stal en was het gezellig dat er mensen kwamen helpen. Of dan gingen we mee op de arrenslee. In het voorjaar kwamen de lammetjes. Als er te veel lammetjes waren, brachten we die met de fles groot. De te vroeg geboren lammetjes lagen dan in een doos met stro voor de kachel om warm te blijven. Het zijn prachtige herinneringen.’
‘Mijn broer heeft het bedrijf overgenomen nadat mijn vader vroeg overleed, maar het was te klein om rendabel te zijn. Zoals bij veel kleine boeren op het eiland is het steeds moeilijker geworden om ervan te leven.’

Wanneer en waarom ben je van het eiland vertrokken?
‘Op mijn zestiende ging ik naar de wal om verder te leren. Eerst was dat natuurlijk wennen, maar ik woonde in een flat met allemaal Amelanders. Die samenhorigheid hielp mij wel. We zaten immers letterlijk en figuurlijk in hetzelfde schuitje. Mijn moeder gaf me eten mee: gehaktballen in een weckfles, bietjes in een Tupperware bakje. Dat soort dingen vergeet je nooit. Maar je werd ook snel zelfstandig, want je moest je natuurlijk verder zelf redden de hele week.’
‘Ik leerde voor verpleegster en had op Ameland altijd al vakantiewerk gedaan in de Stelp. Ik liep stage in het verpleeghuis, de psychiatrie, en de gehandicaptenzorg. Dat laatste sprak me het meeste aan. In Friesland vond ik geen werk, dus verhuisde ik naar de Randstad. Daar begon ik in een personeelsflat tussen Friezen en Limburgers. Later ging ik op mezelf op een studentenkamer wonen en na verloop van tijd kwam ik mijn man tegen op het werk.
In het begin ging ik nog voor elk feest terug naar het eiland, maar dat verwaterde. Ik heb 22 jaar in de zorg gewerkt. Daarna ben ik opnieuw naar school gegaan, heb de PABO gedaan en werk nu als adjunct-directeur in het speciaal onderwijs.’
Een eigen leven opbouwen
Waar woon je nu?
‘In Haarlem. De overgang van een eiland naar de randstad vond ik moeilijk. Ik had enorm heimwee en viel enorm af. Ik was gewend om te eten aan een gezellige en drukke eettafel. In mijn eentje koken en eten ging me niet zo goed af. Op Ameland maakt iedereen een praatje, in Haarlem werd het winkelwagentje uit je handen getrokken en dat was het. Ik moest echt leren om een nieuw leven op te bouwen. Dat leerde ik op Ameland niet; daar komt altijd wel iemand binnenvallen. Je zit met elkaar op dezelfde school, sportclub en kroeg. Hier moest ik heel bewust een eigen leven opbouwen. Dat is me goed gelukt.’
Wat mis je het meest van Ameland?
‘Het meest mis ik mijn familie. Vooral in situaties van lief en leed is het moeilijk dat je niet even snel bij iemand kunt zijn. Ik mis ook de rust, de ruimte en vooral de samenhorigheid. Dat is toch echt iets dat bij het eiland hoort.’


Ooit misschien terug
Ga je nog wel eens terug en ben je van plan om er ooit weer te gaan wonen?
‘We gaan met regelmaat terug om familie te bezoeken en soms denk ik weleens: hoe zou het zijn om daar weer te wonen? Voor nu zijn er geen concrete plannen. Ik heb een enorm leuke baan en de huizenprijzen zijn bovendien enorm. En mijn kinderen wonen hier, hebben hier hun leven. Zij zouden het overigens wel begrijpen, als ik terug zou willen. Ook al zijn zij niet op Ameland opgegroeid, ze voelen zich wel betrokken bij het eiland. Mijn moeder woont op woonzorgcentrum Ambla en zit daar ’s avonds heerlijk in het avondzonnetje. Wie weet zit ik daar ooit ook. Maar daar ben ik nu nog niet mee bezig.’
Ben jij ook een Amelander die het eiland verlaten heeft, en wil je jouw verhaal graag delen? Stuur dan een mailtje naar info@persbureau-ameland.nl met als onderwerp: Aan de overkant. Wellicht spreken we je dan snel!